Bulbophyllum

Deze pagina is bedoeld om u informatie en enkele handige tips te geven betreffende de verzorging van de Bulbophyllum. Hier vindt u tevens alle Bulbophyllum soorten die wij in ons assortiment aanbieden.

» Direct naar de verzorging

Naamverklaring

De naam van de Bulbophyllum komt voort uit het Latijnse woord ‘bulbus’ (bol-achtig) en het Griekse woord ‘phyllon’ (blad), waarmee verwezen wordt naar de pseudobulben waar het blad op groeit.

Kenmerken en herkomst

Bulbophyllum is een geslacht met meer dan 2000 soorten en is daarmee het grootste geslacht in de familie Orchidaceae. Bulbophyllum groeien op bomen of rotsen in zeer gevarieerde biotopen, van tropische laaglandregenwouden tot de koele nevelwouden. Ze kennen een pantropische verspreiding en komen onder meer voor in Midden- en Zuid-Amerika, Afrika, Madagaskar en Australië. Centrum van de verspreiding van het geslacht is de fytogeografische regio Malesië, vooral Nieuw-Guinea en Borneo.

Bulbophyllum zijn overwegend epifytische, zelden lithofytische planten met een al dan niet vertakte, kruipende rizoom en met een sympodiale groeiwijze. Ze bezitten in vorm zeer variabele pseudobulben, verspreid of in clusters, met aan de top één of soms twee bladeren, dun tot lederachtig aanvoelend, en gootvormig gevouwen. Ze kunnen in afmetingen variëren van grote bamboeachtige planten tot kleine klimmende of hangende planten. Vele soorten hebben succulente bladeren, een enkele soort heeft zelfs helemaal geen bladeren en voert alle fotosynthetische activiteiten uit in de pseudobulben.

De bloeiwijze is een hangende of rechtopstaande tros, variërend in lengte, met enkele tot vele geresupineerde bloemen, gerangschikt in een spiraal of in twee verticale rijen. De bloemstengel ontspringt aan de basis van de pseudobulb, soms ook op knoppen op het rizoom.

De bloemen zijn middelgroot tot groot, de kelk- en kroonbladen zijn zeer variabel van vorm, rechtopstaand of omgedraaid, met een klauwachtige of zonder bladsteel. De bloemlip is scharnierend verbonden met de basis van het gynostemium, wat ze zeer mobiel maakt. Het minste briesje kan de lip, onafhankelijk van de rest van de bloem, laten bewegen. Het gynostemium draagt twee of vier harde, wasachtige pollinia die al dan niet verbonden zijn met een stipum. Van één soort, ‎Bulbophyllum nocturnum, is vastgesteld dat die 's nachts bloeit.

De bloemen kunnen sterk geuren, wat niet betekent dat dit een aangenaam aroma hoeft te zijn. Vele soorten in het geslacht Bulbophyllum imiteren namelijk de geur van rottend vlees, en trekken zo potentiële bestuivers (voornamelijk vliegen) aan.

Artikelen 1 tot 36 van 46 in totaal

per pagina

Pagina:
  1. 1
  2. 2

Artikelen 1 tot 36 van 46 in totaal

per pagina

Pagina:
  1. 1
  2. 2

Verzorgingstips

Plaatsing

De Bulbophyllum heeft een goed verlichte plaats nodig waar ze beschermd worden tegen direct zonlicht.

Temperatuur

In de zomer is een temperatuur tussen de 18,5℃ en de 26,5℃ gewenst.
In de winter mag de temperatuur variëren tussen de 16,5℃ en de 26,5℃.

Luchtvochtigheid

Wij adviseren een luchtvochtigheid ongeveer tussen de 30% en 90%. Dit is verschillend per soort binnen het geslacht.

Water

In de zomer, wanneer de Bulbophyllum groeit, mag er 1 a 2 keer per week water gegeven worden. Laat de pot wel lichtjes drogen alvorens nieuw water te geven.
In de winter mag de Bulbophyllum iets droger gehouden worden. De Bulbophyllum groeit in deze periode minder hard waardoor hij ook minder water nodig heeft. 

Bemesten

Gedurende de zomer periode éénmaal per week licht bemesten. In de winter is eens in de twee weken voldoende. De bemesting is nodig omdat hier te weinig zonlicht is voor de Bulbophyllum. Het zonlicht zorgt normaal gesproken voor de suikers die de Bulbophyllum nodig heeft om te groeien en een bloemtak aan te maken. Zonder bemesting is het moeilijker voor de Bulbophyllum om te bloeien.

Verpotten

Wanneer de Bulbophyllum uit de pot begint te groeien dient deze verpot te worden.De Bulbophyllum heeft een mengsel nodig dat bestaat uit 50% grove bark fractie 4, 30% zaailing potgrond en 20% sphagnum.